
Dag 2 werd afgesloten met een debat, gemodereerd door Stef Steyaert. Deelnemers waren Ronald Soetaert (Universiteit Gent), Jan Tolleneer (KUL campus Kortrijk, Universiteit Gent en vzw Sports Media België), Margreet van den Berg (adviseur ICT en Onderwijs in Nederland) en Bert Wyin (Televic-Education). Volgende 4 stellingen werden hen voorgelegd.
Stelling 1: Moet leren fun zijn? Moeten we kinderen ook niet leren vol te houden wanneer iets niet 'fun' is?
Ronald Soetaert haalde aan dat games spelen een aantal neveneffecten heeft die we niet voorzien, zoals competenties en mediageletterdheid verwerven. Hij merkte ook op dat praten over en werken aan (media)geletterdheid ons onvermijdelijk leiden naar tv, film en ook games. Dit is geen probleem, zolang we ook effectief iets DOEN met de game (reflectie). Normaal gezien zou dat geen probleem mogen zijn, want wie iets graag doet, praat er ook graag over en dat maakt reflectie gemakkelijk. Ronald sloot de stelling af met het citaat: "De helft van de wereld kan het plezier van de andere helft niet gebruiken".
Bert Wylin (Televic-Education) voegde toe dat kinderen van ver het verschil zien/voelen/ruiken tussen een educatief spel en fun. Ze spelen een educatief spel dan wel met andere attitude, maar zullen het daarom niet minder graag spelen .
Margreet van den Berg maakte de bedenking dat een spel dat je tergt tot het einde, toch geen ‘fun’ kan zijn. Volgens haar komt het plezier in de eerste plaats van datgene wat we leren uit het spel, en niet bij het spel zelf.
Stelling 2: Gamen is ongezond.Jan Tolleneer ging enerzijds akkoord met de stelling: (te lang) gamen is slecht voor de rug, de ogen en houdt mensen weg van een actieve levensstijl. Anderzijds ging hij niet akkoord: gamen is gezond, want het scherpt de zintuigen aan, helpt ons beter in de wereld te staan en er zijn zelfs games voor rolstoelgebruikers die hen helpen te revalideren. Extreem gesteld zouden we zelfs kunnen zeggen dat gamen gezond is omdat het de jeugd weghoudt van sport, die vaak ongezond is (vb. voetbal). Jan besloot dat de stelling wat 'betekenisloos' blijft zolang we games en gezondheid niet nauwer definiëren. Exergames, zoals Dance Dance Revolution, zijn volgens Jan wel bevorderend voor de gezondheid. Hij wees ook op het belang van de juiste pedagogische omkadering om ervoor te zorgen dat gamen gezond blijft/wordt.
Stelling 3: Op de keeper beschouwd zijn wij het die games opdringen aan onze kinderen. We vinden het veiliger dat ze spelen in een virtuele wereld dan in de echte. Kinderen zouden minder gamen als ze van ons ruimte zouden krijgen om ‘buiten’ (ons gezichtsveld) te spelen.
Margreet van den Berg zei neen tegen deze stelling, want opvoeden is vooral een omgeving creëren waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen en draait dus niet in de eerste plaats om veiligheid. Bovendien is de virtuele wereld niet per se een veilige wereld: er gebeuren ook misdrijven en moorden. Ten slotte willen kinderen niet opgroeien buiten ons gezichtsveld, maar willen ze in de eerste plaats ruimte.
Stef Steyaert was niet helemaal tevreden met dit antwoord en vroeg zich af waarom sommige kinderen dan toch 7u achter de computer zitten. Iemand moet dit toch toelaten? Margreet meende dat het vergelijkbaar is als in een hoekje kruipen met een boek. Ouders sporen een kind wel aan om uit het hoekje te kruipen, maar kinderen kruipen er toch steeds weer graag in.
Stelling 4: Vlaanderen moet niet investeren in een game-industrie. Dat is weggesmeten geld. We kunnen toch niet concurreren met de grote spelers op de markt.
Bert Wylin weerlegde de stelling: het is te laat, want er wordt al geïnvesteerd, vooral via onrechtstreekse initiatieven, zoals Innovatie door Wetenschap en Technologie, het Instituut voor BreedBandTechnologie, subsidies voor onderzoeksprojecten, de opleiding Multimedia aan HOWest, games zoals Ketnet Kick,…
Margreet voegde toe dat het niet noodzakelijk gaat om investeren in grootse projecten, maar dat dit ook kan binnen eenvoudige, nuttige projecten.